Na zes jaar werkzaam te zijn in de internationale neerlandistiek beginnen terugkomende reacties van studenten me op te vallen. Al jaren geef ik in Poznań het vak “Cultuur van de Lage Landen” (Landeskunde). Zoals je zou verwachten richt de kennis van studenten zich voor de aanvang van hun studie meestal op dezelfde onderwerpen. Over Nederland zijn stereotypen bekend zoals het drugsbeleid, prostitutie, klompen, kaas en windmolens. Vlaanderen en België worden geassocieerd met bier, chocolade, Jean-Claude Van Damme – voor de Belgische lezers: beslist u zelf maar of u dit verband leuk vindt of niet – en de instellingen van de Europese Unie. Vanwege de toch onvermijdelijke culturele verschillen, is het interessant om te weten welke aspecten van de Lage Landen door extramurale studenten als speciaal of vreemd worden beschouwd. Zowel in de positieve als in de negatieve zin. Bovendien kan hun verbazing aantonen dat bepaalde Nederlandse of Belgische vanzelfsprekendheden eigenlijk helemaal niet zo gewoon zijn.
Wat bij Poolse studenten vaak in het oog springt is de consensusgerichtheid en het brede arsenaal aan burgerrechten. Denk aan fenomenen zoals de overlegeconomie, rechten voor holebi’s, de opendebatcultuur en de meer horizontale bedrijfshiërarchie (althans in Nederland). Op het Nederlandse omroepstelsel wordt meestal erg enthousiast gereageerd (“dat zouden wij ook moeten hebben”). Opvallende Nederlandse eigenschappen zijn onder andere de Oranjegekte, het immer informele tutoyeren (ook aan de universiteit) en het door weer en wind gebruik van de fiets. Dat de Nederlanders meesters zijn geworden in het in toom houden van de zee en het water dwingt alleen maar bewondering af. Jaren geleden klaagden twee studentes grappig genoeg over het feit dat in een Nederlandse intercitytrein niemand hen spontaan hielp met hun zware bagage. Vragen staat vrij dames!
Tijdens de lessen over België en Vlaanderen zijn studenten regelmatig positief verbaasd over de bloeiende festivalcultuur – toegegeven: in de zomermaanden is de keuze oneindig – en het wielrennen en veldrijden dat voor de gemiddelde Vlaming een soms irrationele passie is. De verwoede spaar- en bouwdrift van de Vlaming om een eigen huis te bezitten is ook een fenomeen dat bij studenten de wenkbrauwen omhoog laat gaan. Het is me ook duidelijk geworden dat het levendige maatschappelijke middenveld in Vlaanderen eerder uitzondering dan regel is. Waar elders in Europa tellen jeugdbewegingen, vakbonden en het verenigingsleven zoveel leden?
Misschien is het meest verwonderlijke voor Poolse studenten het feit dat het leven in de Lage Landen toch niet altijd rozengeur en maneschijn is. En dit ondanks de hoge welvaart en bescherming van de burgers dankzij uitstekende gezondheidszorg en sociale voorzieningen.
Jo Sterckx (Poznań)