Sommige dingen zeg je niet. Of beter gezegd: je vertelt ze niet omdat
het beter is dat niemand het weet. Je prent je in dat het niet erg
is als iemand erachter komt. Toch gooi je ze niet op tafel. Zo vergaat
het mij bij het lezen van bepaalde boeken. Vooral bij boeken die
ik ‘allang gelezen’ zou moeten hebben, boeken die natuurlijk echt
iedereen heeft gelezen. Ik las onlangs The Catcher in the Rye zonder
omslag in de trein. En ik snapte direct waarom ik dit veel eerder
had moeten lezen. Alleen al dat dit boek zou hebben aangezet tot
bepaalde misdaden, vind ik bijzonder intrigerend. En het taalgebruik
is ongemeen geweldig.
Het maakte het boek in de jaren van verschijning controversieel.
Ik las The Catcher in the Rye zonder omslag maar meer dan een
biografietje van de auteur en een paar regels over de inhoud zal er
niet op gestaan hebben. In bepaalde andere delen van de wereld is
dit heel anders. Engelbrecht, Novakovic´ en Michajlova doen uit de
doeken hoe in Centraal- en Oost-Europa de lezer wordt verteld hoe
te lezen. Op omslagen, in voor- en nawoorden staat de (politieke)
boodschap vast uitgespeld.
Hier en nu vertellen docenten je ook hoe te lezen. Dit is dan ook
precies wat Van Doeselaar doet. Hij zegt dat de stap van beeldtaal
naar beeldende taal niet groot hoeft te zijn. Een stapje dus, van You-
Tube naar The Catcher in the Rye. Ook Pauwels maakt een grote stap
klein: van wetenschap naar techniek en andersom gaat gemakkelijk.
Om hun verhaal te vertellen hebben auteurs immers de wetenschap
nodig voor beeldspraak, terwijl wetenschappers verhaalvormen en
-technieken nodig hebben.
Eigenlijk gaat deze hele VakTaal over een zoektocht naar de wereld.
Soms zijn grote stappen nodig, bijvoorbeeld om Nederlands zijn
kosmopolitische uitstraling terug te geven. En soms kan het met kleine
stapjes, gewoon door op te groeien.