De lezing* van gastspreker Prof. Paul Scheffer aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem haalde dat grappige voorval weer naar boven dat mij tijdens een werkbezoek aan Nederland is overkomen. Nu ja, grappig, het is maar hoe je het bekijkt. Scheffer verwees terloops ook naar zijn artikel Het multiculturele drama** dat destijds felle debatten op gang heeft gebracht. Maar het was de bespreking van één van de gevolgen van deze debatten, namelijk de centrale rol van de Nederlandse taal bij succesvolle integratie van migrantengemeenschappen, die mij deed denken aan dat voorval op de achterbank van de taxi, op die bewuste vrijdagnamiddag op weg van Amsterdam naar Amstelveen.
Ik had met mijn familie op een bepaalde tijd afgesproken. En omdat de vergadering met collega’s was uitgelopen, deed ik iets wat ik nooit of te nimmer heb gedaan in Nederland. Ik nam een taxi. Taxi’s zijn peperduur. Vooral als je eigen valuta veel minder waard is ten opzichte van de euro. Om tijd te sparen liep ik alvast van mijn logeeradres naar de standplaats van de taxicentrale bij het Tropenmuseum hoek Oosterpark. Ik had geluk. Er stond er een klaar. Om kostbare zoektijd te voorkomen, legde ik aan de chauffeur alvast de route in Amstelveen uit. Een wirwar van kleine zijstraatjes, met alleen maar eenrichtingverkeer.
Tijdens de rit zag ik de chauffeur voortdurend in zijn achteruitkijkspiegel naar mij kijken. Eindelijk kwam het. “Mevrouw mag ik u iets vragen?” “Ja natuurlijk, gaat u gang”. “Hoe komt het dat u zo uitstekend Nederlands spreekt, zonder accent?” Zijn uitspraak verraadde dat hijzelf duidelijk geen moedertaalspreker was. Daar zat ik dan. Op de achterbank. Zenuwachtig. Met maar één gedachte: kom ik nog op tijd? Plus nu dan ook de kwestie van mijn uitstekende en keurig uitgesproken Nederlands.
Tja, toch niet slecht hè, voor een telg uit een familie die al meer dan 3 eeuwen in Nederland woont, en die er zelf ook nog is geboren en getogen. Dankzij het internet ben ik er niet zo lang geleden achtergekomen dat een voorvader al voor 1700 vanuit het oosten richting Haarlem is getrokken en dat jaren later een nazaat de naam Wasscherman in Waterman heeft veranderd. In de loop van de eeuwen zijn mijn voorouders volledig geïntegreerd in de Nederlandse maatschappij. Ze hebben zich verdienstelijk gemaakt in het onderwijs, in allerlei vrije beroepen, in de academische wereld en hebben het zelfs gebracht tot rector van de TU en ook tot lid van de Provinciale Staten.
Hoe lang blijf je allochtoon? Of, hoe lang word je als een allochtoon beschouwd? Ben ik eigenlijk niet meer autochtoon dan vele Nederlanders? En wordt het niet eens tijd om deze termen overboord te gooien? Dat flitste allemaal door mij heen daar op die achterbank.
Ik begreep de chauffeur best wel. De IVN-collega’s die mij kennen, weten dat ik niet blond ben, noch lang, en dat ik beslist geen blauwe ogen heb. In feite zijn dit soort toespelingen de laatste jaren vaker gemaakt. De eerste keer was ik sprakeloos en letterlijk met stomheid geslagen. Kennelijk word je in de huidige Nederlandse multiculturele samenleving geclassificeerd naar je uiterlijk. En op basis van deze indeling wordt dan ook nog eens je taalkennis beoordeeld. Ik legde de taxichauffeur uit hoe het kwam dat ik zo uitstekend Nederlands spreek, zonder accent. En om te laten zien dat ik zijn vergissing had begrepen, dat hij mij als vanzelfsprekend voor een nieuwkomer had gehouden, voegde ik eraan toe: “Ik ben Joods”. “O, geeft niet. Niet erg hoor”, was zijn antwoord.
* Op 18 december 2012. De titel: “Diversity and Integration Challenges Facing Contemporary Europe: Reflections on the Trajectory of Israeli Society, towards greater accommodation or fragmentation?”
** NRC Handelsblad, 2000.
Mieke Daniëls-Waterman (Jeruzalem)