Voor het eerst sinds een paar jaar ben ik weer eens een keertje alleen in Nederland. Deze keer kan ik ongegeneerd de hele dag Nederlandse televisie kijken of naar de Nederlandse radio luisteren, rondlopen in Nederlandse winkels, Nederlandse dingen eten waar de Zweedse gezinsleden hun tanden niet in durven zetten, Nederlands praten met mijn familie en vrienden, luisteren naar gesprekken op straat en in de winkels, en hoef ik me niet schuldig te voelen dat ik de overige gezinsleden niet voldoende aandacht schenk en tolkje speel zodat zij meekrijgen waar het over gaat.
Ik zuig alle nieuwe woorden en uitdrukkingen als een spons in me op, vraag honderduit over de (taal)ontwikkelingen in Nederland en lees alles wat los en vast zit: reclamefoldertjes, borden langs de kant van de weg, kranten, tijdschriften, ondertitels van programma's waar ik vroeger nooit naar zou kijken, verpakkingen, kassabonnetjes en ga zo maar door.
Als vertaalster die niet in het land van de doeltaal woont moet je extra je best doen om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen. Natuurlijk is het tegenwoordig een stuk eenvoudiger: je kunt via internet de kranten lezen en zelfs Nederlandstalige televisie- en radioprogramma's volgen, bellen naar Nederland is een stuk goedkoper dan een jaar of vijftien geleden en je kunt eenvoudig met elkaar in contact blijven via sociale media en een scala aan berichtendiensten. Maar toch, als je niet de hele dag omringt wordt door de taal, is het niet makkelijk om de laatste ontwikkelingen te volgen.
Vorige week had ik met een klant een discussie over “u hebt” en “u heeft”. Ik ben nog van de oude stempel en gebruikte altijd “u heeft”, maar de klant is een jong en dynamisch bedrijf en ik besloot hierbij aan te sluiten en over te stappen op “u hebt”. Tot mijn verbazing werd ik door een veel jongere medewerker toch vriendelijk maar zeer dringend verzocht “u heeft” te gebruiken, en ondanks uitleg van mijn kant bleef de klant op zijn standpunt staan. Nu is de klant altijd koning en dus heb ik de tekst aangepast, maar het wekte wel mijn nieuwsgierigheid naar wat er nu in Nederland het meest gangbaar is. Toen ik dus maandag 27 augustus op de preconferentie van het Achttiende Colloquium was, heb ik goed opgelet wat al die geleerde dames en heren Neerlandici zeggen.
Zonder uitzondering gebruikten ze allemaal: “u hebt”. Voelt goed dat ik het juist had ingeschat dat de werkwoordsvorm tweede persoon enkelvoud bij het persoonlijk voornaamwoord u tegenwoordig gebruikelijker is. De volgende uitdaging is uit te zoeken of “je kunt” of “je kan” meer is ingeburgerd.
Monique Zwanenburg Widingsjö (het Oosten des Lands, Nederland)