Taalunieprijs voor scriptie over landschapsbeleving van negentiende eeuwse studenten
voor haar afstudeerwerk over de landschapsbeleving van negentiende eeuwse Groningse studenten. Met deze prijs ter waarde van 1500 bekroont de Nederlandse Taalunie jaarlijks een scriptie over een onderwerp in de neerlandistiek. De prijs werd in Leiden uitgereikt tijdens het internationale Cross Over Congres over Nederlandse literatuur. De jury onder voorzitterschap van Johan Koppenol (Vrije Universiteit Amsterdam) koos uit de acht inzendingen unaniem het werkstuk Groningse studenten op reis. Natuur- en landschapsbeleving aan het begin van de negentiende eeuw. Het betreft een analyse van een verslag van een groep studenten die in 1809 vier weken door Duitsland trekt. De scriptie gaat niet alleen over natuur, maar ook over wat dat begrip allemaal aanduidde: opvattingen over kunst, maatschappelijke visie en levenshouding. "Het Duitse landschap uit de reisbrieven is een potisch landschap, een synthese van natuur en kunst", concludeert Brock. De jury roemt de winnares vanwege de originaliteit van haar onderwerp. Zij noemt de scriptie een goed uitgewerkte contextualisering van een onbelicht gebleven boek en prijst de gedegen aanpak. De scriptie is volgens haar voortreffelijk geschreven en mogelijk de aanzet tot een proefschrift. De Scriptieprijs gaat afwisselend naar een letterkundige en een taalkundige scriptie. Dit jaar was de letterkunde aan de beurt. Elke universiteit in Nederland en Vlaanderen kon n scriptie voordragen. De jury was verheugd over het niveau van de acht inzendingen, die een terugkeer naar de tekst laten zien. De thematische en methodologische variatie vindt zij illustratief voor de rijkdom van het hedendaagse onderzoek op het gebied van de Nederlandse letterkunde. De jury bestond uit de professoren Anja de Feijter (Radboud Universiteit Nijmegen), Johan Koppenol (Vrije Universiteit Amsterdam), Elisabeth Leijnse (Universiteit Namen), Hans Vandevoorde (Vrije Universiteit Brussel) en Georges Wildemeersch (Universiteit Antwerpen). De inzendingen waren:Een buchelin inn flemische. Over ontstaan en verspreiding van ridderepische literatuur in de Nederlanden (ca. 1150 ca. 1450), Bram Caers, Universiteit Antwerpen. De handschriftelijke overlevering van Senecaexcerpten uit de Spiegel Historiael van Jacob van Maerlan, Rene Gabril, Radboud Universiteit Nijmegen. Geluid in Vondels Scheppingstrilogie, Marijn van Dijk, Universiteit van Amsterdam. Groningse studenten op reis. Natuur- en landschapsbeleving aan het begin van de negentiende eeuw, Marleen Brock, Rijksuniversiteit Groningen. Buitenlandreceptie in vijf Vlaamse literaire tijdschriften in de periode 1890-1900: een kritische inventaris en analyse met bijzondere aandacht voor vertalingen, Lynn Roels, Hogeschool-Universiteit Brussel. Een literaire vergelijking van de oorlogsdagboeken van Virginie Loveling en Joris van Severen, Lize Lefaible, Vrije Universiteit Brussel. Joachim van Babylon van Marnix Gijsen en de fictionele reacties van Esther de Raad, L.S. Palder en Yvonne de Man: een dubbelperspectief van moraal en gender, Liesbet Coolen, Katholieke Universiteit Leuven. Van islamitische ontzuiling tot hersteld kalifaat: islamrepresentaties in contemporain Nederlands literair proza (2000-2009), Jaap Faber, Universiteit Utrecht. De Nederlandse Taalunie is een beleidsorganisatie waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samenwerken op het gebied van de Nederlandse taal en letteren en het onderwijs in en van het Nederlands. De Taalunie ziet het als haar opdracht om ervoor te zorgen dat alle Nederlandssprekenden hun taal op een doeltreffende manier kunnen gebruiken.