Ik ben zelf twee keer naar de zomercursus geweest en ze vormden voor mij het begin van mijn carrière als neerlandica. Voor aanvang van mijn eerste cursus in Zeist, in 2012, was ik nog nooit in Nederland geweest. Dat betekent dus dat ik al twee jaar Nederlands studeerde, maar niet eens wist wat voor een land het was, welke mensen er woonden enzovoorts. In Zeist kon ik de essentie van Nederland en het Nederlands vangen. En het ging niet zozeer om de nieuwe informatie, want informatie - zoals de heer Joris (Nederlandse Taalunie) juist zegt – kun je eenvoudig via het Internet verkrijgen. Het ging om de sfeer, om de Nederlandse docenten, om de samenwerking die we hadden als cursisten onderling en met docenten, en om het netwerk dat we hebben opgebouwd. In Zeist hebben we drie weken lang alleen in het Nederlands gepraat, zelfs over koetjes en kalfjes, we hebben Nederlands eten gegeten (geen gebrek aan hagelslag), wij zijn Nederland gaan ontdekken, we hebben gefietst – en sommigen voor de eerste keer ook. De zomercursus was een duik in de Nederlandse cultuur, taal, samenleving en geschiedenis.
Na mijn zomercursus kon ik met zekerheid zeggen dat ik wist waarom ik Nederlands ging studeren: omdat ik gewoon verliefd ben geworden op het land, de cultuur, de mensen, de taal en al het andere. Ik begreep toen dat ik ook wil blijven werken met het land Nederland en de Nederlandse taal. Misschien heb ik het mis, maar ik veronderstel dat niet alle studenten die zo’n kleine taal kiezen altijd van het begin af goed weten waarom zij het doen. Ik wilde een kleine unieke Europese taal gaan studeren, maar ik had geen enkele reden om juist het Nederlands te kiezen. Na twee jaar wist ik natuurlijk al wat van Nederland, en ik ben toen aan een cursus geschiedenis en een cursus literatuur begonnen, maar ik denk dat een duik in de cultuur op de zomercursus van zeer grote invloed is geweest voor mijn ontwikkeling als neerlandica.
In zijn mededeling omtrent de aangekondigde bezuinigingen betoogt de heer Joris dat je tegenwoordig alles op het Internet kunt zien, horen en vinden. Ik ben het helemaal met hem eens, dankzij het internet kun je naar de Nederlandse televisie kijken, naar de radio luisteren, met mensen spreken via Skype en nog heel wat meer. Maar hoe proef je hagelsag en haring, hoe voel je de Nederlandse cultuur in het echt, hoe moet je die unieke verhouding tussen Nederlandse docenten en studenten door het internet naar een ander land laten stromen? Dat gaat helaas niet zomaar. En dat is dan weer de Sovjet Unie: je leert een taal en bestudeert andermans cultuur zonder in het land te zijn geweest. De afschaffing van de cursus kan een groot verlies zijn voor de neerlandistiek in de wereld en de gevolgen zullen waarschijnlijk pas later worden ontdekt.
Voor sommige studenten is het trouwens geen probleem om een ticket naar Nederland te kopen en een gewone toerist te zijn. Sommige kunnen een cursus Nederlands wel betalen. Maar er is ook een deel van de studenten die zich dat niet kunnen permitteren. En voor hen is een zomercursus de kans Nederland of Vlaanderen te zien en te ervaren. Daarom biedt de Taalunie deze cursusssen gratis aan – want dat is precies de stimulering van de interesse en motivatie voor het Nederlands die nodig is. Ik dacht dat de Taalunie geen commerciële taalschool was, zoals de heer Joris de vergelijking in zijn brief maakt. Bovendien is dat de reden waarom er beurzen in de wereld bestaan – om talentvolle mensen een kans te bieden. En als ik ondernemer in deze sector was, zou ik wel weten wat mijn publiek zou zijn. Zelfstandige mensen en studenten met rijke ouders die voor hen een cursus kunnen betalen, of onder andere studenten uit Oost-Blok zonder deze mogelijkheden, studenten, die in de toekomst neerlandistiek in dat deel van de wereld zullen scheppen?
Ik ben de Taalunie en alle betrokken mensen ongelooflijk dankbaar voor wat ze voor ons tot nu toe hebben gedaan. Het heeft daadwerkelijk mijn leven veranderd. Ik hoop dat ze onze nakomelingen even goed kunnen steunen in hun gekozen vak, want anders weten wij niet wat er binnen tien of twintig jaar met Neerlandistiek zal gebeuren.
Katerina Rossolovich (Sint-Petersburg)