’t Is een oude en bekende legende: de koning van Siam had een witte olifant, die niet hoefde te werken. Toegewijde verzorgers vervulden al zijn wensen. Het prachtige dier genoot van het ‘zijn op zich’ en kon wel zeventig jaar oud worden.
Maar o wee als een minister in ongenade viel en moest aftreden. Dan kon het gebeuren dat hij de witte olifant moest verzorgen. Weigeren was ondenkbaar. Het mocht de olifant aan niets ontbreken. Ook de kosten voor de oppassers kwamen voor zijn rekening. Het duurde niet lang of de ex-minister verloor zijn fortuin. Hij kwam nooit meer in aanmerking voor een hoge functie.
Heinz Budek vertelt dit verhaal nog eens in de recente uitgave van Gegenworte (nr. 26, 2011), een tijdschrift waarop ik al eens eerder wees. Hij schrijft dat een witte olifant in de wereld van de techniek een metafoor is voor een kolossaal project dat enthousiast wordt onthaald maar soms al in de ontwikkelingsfase of nog tijdens de bouw sneuvelt. Hij noemt een paar voorbeelden: de magneetzweefbaan die jarenlang in Duitsland is getest maar in Europa nooit is aangelegd, een tunnel tussen Spanje en Marokko of die tussen het Italiaanse vasteland en Messina op Sicilië. In de natuurwetenschappen zijn er volgens hem ook een paar kandidaten om de status van witte olifant te krijgen: het onderzoek in het CERN-centrum, de stringtheorie of een bemande ruimtevaart naar Mars.
Ook de geesteswetenschappen, schrijft hij, beschikken over goed verborgen witte olifanten: sinds 1901 werken wetenschappers aan vijf academies in verschillende landen aan een editie van alles wat Leibniz ooit heeft geschreven. Hetzelfde geldt voor het werk, de brieven en documenten van Wieland (sinds 1900) en Jean Paul (sinds 1927). De wetenschappers dromen over het ‘zijn op zich’; de weg is het doel, niet de aankomst.
De vraag is of ook de neerlandistiek witte olifanten koestert. Misschien minder dan in vergelijkbare disciplines in andere taalgebieden omdat edities van brieven en volledige werken in ons vak niet veel aanzien hebben. De uitgave van Multatuli’s primaire werk, zijn brieven en alle documenten was lange tijd een kandidaat voor een witte olifant tot de onlangs overleden Hans van den Bergh zijn schouders eronder zette. Aan de Volledige Werken van Couperus – het primaire werk dat vijftig delen telt – is een lange planning voorafgegaan. Het werk was vrij snel afgesloten. Alle delen werden vervolgens binnen relatief korte tijd verramsjt. Lange planning, korte levensduur: dat is geen witte olifant maar een periodieke cicade.
De Delta-reeks – een initiatief van het Ministerie van OC & W, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en enkele literaire uitgevers – is wel een echte witte olifant. Het uitgangspunt is nobel: ‘De belangrijkste werken uit de oudere Nederlandse letterkunde moeten permanent beschikbaar zijn.’ Er zijn veel delen aangekondigd, er zijn ook enkele verschenen maar het gehele plan is nooit uitgevoerd. Wat rest is vergelijkbaar met een halve brug, een doodlopende tunnel of een bemande ruimtevaart die na vijftien jaar zonder het doel te bereiken naar de aarde terugkeert.
Jaap Grave (Berlijn)