Onlangs werd ik nageschoold als docent Nederlands. Ik kwam direct een oud-studiegenoot tegen. Zij zat echter niet op de tribune maar op het podium. Hier werd ze geïnterviewd omdat ze intussen een hoog aangeschreven schrijfster/dichteres is. De onvermijdelijke vraag werd gesteld: ben je al met je boek de hort op geweest, de klassen in? Hagar Peeters antwoordde dat zij dit inderdaad gedaan had en dat het – heel eerlijk – niet zo goed bevallen was. De docenten bij wie ze op bezoek kwam, hadden het boek niet gelezen en de leerlingen op deze middelbare scholen snapten er niets van. Kort samengevat denk ik hoe het gros van Nederland met haar boek omgaat. Laten we eerlijk zijn: zelfs bestsellers bereiken maar een klein deel van de bevolking. De kans dat degene voor en achter jou in de rij bij Albert Heijn een goed verkopend boek hebben gelezen is echt erg klein. Gelukkig hoefde de rest van het interview niet over school te gaan en werd het een boeiend gesprek over levenslijnen, politiek en geschiedenis. En de invloed van haar docent Nederlands, die erg groot bleek want door hem is ze dichteres geworden.
Voordat het interview begon, luisterden we namelijk naar Bas Jongenelen. Hij stelde zijn hamvraag: ben je Nederlands gaan studeren vanwege je docent? En als je mensen geestdriftig ziet knikken: hoeveel leerlingen zijn door jou Nederlands gaan studeren? In zijn prikkelende betoog pleitte Jongenelen vervolgens voor het terugbrengen van rederijkersgrappen in het literatuuronderwijs. Aan indelingen in pta’s valt immers wel wat te sleutelen en argumenteren kan ook best op een ander moment. Leuk idee.
Hierna woonde ik een workshop bij, gegeven door Matthijs de Ridder. Een workshop zou ik in mijn vak nou niet zo snel invullen met een hoorcollege, maar het was aardig om weer eens uitgedaagd te worden na te denken over literaire kritiek en welke boeiende vormen deze aan kan nemen. Louis Paul Boon die zijn eigen boek Abel Gholaerts onder de loep neemt vanuit rood-communistisch perspectief. Het werk komt er niet zo goed vanaf. Grunberg die Stefan Hertmans bekritiseert omdat hij het middelste deel van zijn Oorlog en Terpentijn verzonnen moet hebben. Als het echt uit cahiers van zijn opa zou komen zou zijn roman namelijk het niveau van een romannetje niet overstijgen.
Interessant hierbij was dat dat vooral leuk was: weer eens vanuit academisch perspectief bezig zijn met literatuur. Zonder te hoeven nadenken over wat leuke lesvormen zouden kunnen zijn bij de behandeling van Grunberg. Of hoe Hertmans zo toegankelijk te maken dat die Marokkaanse jongen uit je klas er niet met zijn allerlangste gezicht bij zit. Gewoon weer eens Elsschot lezen en dan niet over die eeuwige extra belegen vanwege de omvang.
Ik zat er vooral voor mezelf en voelde mij getrakteerd. Op weer eens college, op lekkere broodjes en op een interview over een onmogelijk in de klas te behandelen boek. De Dag van de Literatuurkritiek, een nascholing die niet schoolt maar waar je leert.
De Dag van de Literatuurkritiek vond plaats op 3 november in de Brakke Grond in Amsterdam en werd georganiseerd door Vlaams Huis DeBuren in samenwerking met platform De Reactor.
Iris van Erve (Rotterdam)