In dit boek wordt op basis van de theorieën van Gérard Genette, Michel Riffaterre en Harold Bloom een handig model ontwikkeld waarmee invloed beschreven wordt enkel uitgaande van tekstueel materiaal. Het vertrekpunt is steeds een intertekstuele relatie die de aanzet vormt om ook andere teksten van een auteur te toetsen aan het werk waaruit de intertekstuele link afkomstig is.
Met behulp van die leesstrategie onderzoekt de auteur de invloed van Paul Celan op de Nederlandstalige poëzie. Celan, één van de belangrijkste moderne dichters van de twintigste eeuw, wordt door vele Nederlandstalige dichters een voorbeeld genoemd, maar tot nu toe werd die voorbeeldfunctie nooit grondig onderzocht. Dit boek bevat casestudies over Boudewijn Büch, Mustafa Stitou, Louis Ferron, Jan Kuijper, Huub Beurskens, Peter Nijmeijer, J. Bernlef, Koen Stassijns, Peter Theunynck, Hugues Catharin, Jacques Hamelink, Michel Bartosik, Leonard Nolens, C.O. Jellema, Hans Tentije, Stefan Hertmans, Willy Roggeman en Jan Lauwereyns. Het beschrijft niet alleen hoe Celan functioneert binnen het oeuvre van deze auteurs, maar gaat ook na welke aspecten van de Duitstalige dichter dominant zijn in de creatieve receptie.
Over de auteur(s):
Carl De Strycker is assistent moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent. Daarvoor was hij verbonden aan de Universität Wien. Hij is redacteur van Internationale Neerlandistiek en Poëziekrant.
Op 1 augustus volgt De Strycker Willy Tibergien op als directeur van het Poëziecentrum.
ISBN: 9789044129083
Aantal Pagina's: 364
Status: Verschenen - bestelbaar - leverbaar
Prijs: € 39,00
Uitgever : Garant Uitgevers nv