Ventimiglia is het laatste station in Italië vóór de Franse grens. Ik heb deelgenomen aan een taalkundige conferentie in Turijn en wil nog een weekendje de grens over voor ik terugkeer naar Berlijn.
Ik begreep uit de mix van Engels en Italiaans van de Turijnse loketbediende dat ik in Ventimiglia moet overstappen en daar het treinkaartje naar mijn Franse bestemming kopen. Die onderneming blijkt nog onhandiger dan ik dacht. Het is razend druk in Ventimiglia en al gauw wordt duidelijk dat het kleine station niet opgewassen is tegen de stroom reizigers die de grens over wil. Ik moet met mijn zware koffer twee trappen trotseren om vervolgens in de stationshal in een lange rij voor het loket plaats te nemen. Het tweede loket is wegens lunchpauze gesloten. Vóór me hoor ik een ouder Nederlands echtpaar mopperen. Ze probeerden een kaartje bij de automaat te kopen maar er ging iets mis. Nu moeten ze alsnog in de rij om hun geld terug te vorderen. Mopperen lijkt het enige juiste in deze situatie dus we raken aan de praat. De vrouw blijkt bekend met de geschiedenis van de vakgroep Nederlands in Berlijn. Ze vindt de stad geweldig. En zo nétjes! Ze komen ook graag in Italië, maar daar is haar handtas gestolen.
Ik word stilaan een beetje zenuwachtig. Als die rij niet snel krimpt, mis ik de trein naar Frankrijk. “Ga jij maar gauw voor”, zegt de vrouw. Haar man zal mijn zware koffer alvast naar het perron brengen. Met het treinkaartje in de hand struikel ik op mijn Italiaanse hakken de trappen op. De man tilt mijn koffer nog in de trein. Voor ik hem kan bedanken sluiten de deuren. In Taalpeil zei laatst iemand: “Nederlands is een wereldtaal, want de Nederlanders spreken het en die vind je overal.” Gelukkig maar.
Janneke Diepeveen (Berlijn)