Mijn Oekraïense huisbaas

Op de avond van 24 december 2015 werd er aangebeld. Ik woonde net in Kiev, en veel mensen kende ik er nog niet. Terwijl mijn familie en vrienden in Nederland de Kerst inluidden, moest ik de volgende dag gewoon naar de universiteit. Bezoek verwachtte ik dus niet. Door het kijkgaatje van mijn voordeur zag ik een kerstboom. Toen ik de deur opende, bleek mijn huisbaas ernaast te staan.

‘Ik weet dat het in jouw land nu Kerst is,’ zei Andrej. ‘Ik wilde niet dat je op een boom moest wachten tot Nieuwjaar.’


Een jaar daarvoor werd ik op kerstavond mijn huis in Moskou uitgezet. Ik snapte er niet veel van. Mijn Russische vrienden troostten me en boden me een bed en drank aan. ‘Nu hoor je er helemaal bij,’ zeiden ze geruststellend. Ik schudde niet-begrijpend mijn hoofd. In Moskou heeft iedereen een hork van een huisbaas, legden ze uit. Die kan je elk moment uit je huis zetten, de sloten veranderen of de huurprijs verdubbelen.

Mijn laatste verhuizingen waren eenvoudig. Ik had slechts een koffer en een backpack waarmee ik steeds weer een nieuw thuis maakte. In Kiev vond ik een fantastisch appartement, in het centrum van de stad. Huisbaas Andrej keek naar mijn bezittingen, trok een wenkbrauw op en pakte een notitieboekje.

‘Wat heb je allemaal nodig?’

‘Nodig?’ Ik keek het huis rond. Alles was aanwezig: een keuken vol gerei, een bank, een kast, een bureau, een bubbelbad, zelfs een heel nieuw matras.

‘Ja. Nodig,’ zei Andrej. ‘Handdoeken, beddengoed, een broodrooster misschien? Dat zit vast niet in die koffers.’

Voorzichtig stamelde ik dat een handdoek inderdaad wel fijn was, en dat ik ook geen bedlinnen had meegesleept.

‘Welke kleur?’

‘Wit.’ Dat kwam er resoluut uit. In Moskou had ik voornamelijk tijd doorgebracht in een slecht-ventilerend donker hol. Mijn nieuwe slaapkamer had van die nachtkastjes aan weerszijden van het bed, met van die lampjes erop. Net als in een hotel.

‘Wit? Alles wit?’ vroeg Andrej vol ongeloof.

‘Ja. Alles wit,’ zei ik dromerig. ‘Kak gotèl,’ voegde ik er in mijn beste Russisch aan toe. Als een hotel.

Een paar uur later kwam Andrej terug. Met babyzachte handdoeken waar wel drie lichamen in pasten, twee pakketten bedlinnen, theedoeken, een broodrooster en een extra koekenpan. Zelfs de pan was wit. Alleen de gloednieuwe bureaustoel was zwart. Wenste ik verder nog iets?

Vervolgens schroefde hij een verhoogde douchekop aan de badkamerwand, boorde gaten in de muur voor fotolijstjes en rolde het bonte tapijt in de woonkamer op zodat ik kon dansen op mijn laminaten vloer.


Drie maanden later kwam Andrej de huur weer ophalen. Hij stond een beetje te dralen in de deuropening. Of we over de huur konden praten. De grivna, de Oekraïense munt, was in korte tijd dusdanig gekelderd dat de huur, omgerekend in euro’s, meer dan gehalveerd was. Hij vroeg of ik wilde overwegen in dollar of euro te betalen.

‘Tuurlijk,’ zei ik. ‘Hoeveel spreken we af?’

‘Denk er eerst over,’ drong Andrej aan.

Dat was niet nodig. Ik had er al over nagedacht. Ik ben niet de barmhartige Samaritaan zelve, maar ik wilde simpelweg geen misbruik maken van de enorme crisis in het land waar ik zo ongelooflijk warm was ontvangen. En waarom zou ik? Ik verdiende immers in euro, dus ik had er geen last van.

We spraken af dat ik voortaan mijn huur in euro zou betalen. Er was alleen één probleem: ik kon niet elke maand euro’s opnemen. Dat deerde niet. Op goed vertrouwen gingen er soms drie maanden voorbij waarin ik geen huur betaalde. Na een bezoek aan of uit Nederland haalde ik, zonder enig morren van Andrej, de achterstand weer in. Andrej boorde ondertussen nieuwe gaten voor nieuwe foto’s van nieuwe reizen. Uit de Achterhoek nam ik soms een fles ‘koppig spul’ voor hem mee, zoals mijn vader zou zeggen.


Het werd opnieuw Kerst, en Nieuwjaar. Het werd koud in Kiev. Toen het kwik tot min twintig zakte hield het water ermee op. Uit de kraan in de keuken kwam niets meer, en in de badkamer was er enkel ijskoud water. Het was bovendien steenkoud in huis. In de woonkamer was het dertien graden.

Ik belde Andrej. Die zat, met de rest van de Oekraïense bevolking, in de Karpaten, in de bergen in het westen van het land. Hij wilde een monteur langs sturen, maar het land lag – tussen Nieuwjaar en orthodox Kerst – op z’n gat. Gelukkig had de huisbaas al eerder elektrische kacheltjes gebracht, zodat ik de boel wat kon verwarmen. Het gas deed het wel. Ik warmde de keuken op door op het vuur water te koken. Twee uur lang liep ik met pannen op en af naar de badkamer. Daarna kon ik heerlijk in bad.

De volgende dag was er weer warm water en stond Andrej op de stoep. In zijn handen een paar schaapswollen pantoffels uit de Karpaten.

‘Maat 39, dacht ik?’ Hij liep door naar de woonkamer. Ik aaide verbluft over het zachte wol.

‘Die vloer is te koud,’ constateerde hij. Door het gasprobleem was het gas op een lager pitje gezet. Dat had ik al gemerkt. Ook in het café aan de overkant moest je binnen met een dekentje zitten.

‘Ik zal vloerbedekking komen brengen. Welke kleur wil je? Helemaal wit?’

Het bonte tapijt, dat al die tijd opgerold in de hoek had gestaan, werd naar de keuken gebonjourd. Een tijdelijke oplossing, tot de vloerbedekking er was. Maar dan zat ik daar tenminste warm.

Twee dagen later kwam hij de vloerbedekking leggen. Hij stond erop dat er ook een isolatielaag onder kwam (‘voor het dansen’) en die moest er nog onder worden geplakt. Een lange avond waren we samen bezig. Meten, snijden, plakken, leggen. Kasten aan de kant, de bank in de gang. ‘Ik doe dit ook voor het eerst,’ zei Andrej terwijl hij op zijn kop in de woonkamer stond.

‘En? Wat denk je ervan?’ vroeg hij toen de klus tegen middennacht geklaard was.

‘Fantastisch!’  Op blote voeten maakte ik een rondedansje.

We ruimden samen de verpakking op. Mijn ogen herkenden moeiteloos de Russische woorden op het bestelformulier.

Gemaakt in Nederland.

‘Tja,’ glimlachte mijn huisbaas. ‘Ik dacht: dan voel je je hier nog meer thuis.’


Kirsten de Gelder is freelance docent Nederlands als tweede taal. Ga naar Kirstens blog voor meer verhalen over taal en reizen.