Ik had met Christfried afgesproken om naar Hitler te gaan, de tentoonstelling over Hitler in het ‘Deutsches Historisches Museum’ in Berlijn, maar een dag voor we zouden gaan was hij van mening veranderd...
...Hij heeft me in mijn jeugd al genoeg dwarsgezeten, met die woorden legde hij het uit, en zei verder dat hij ‘Pimpf’ was geweest, lid van een van de organisaties van de Hitler-Jugend. Plotseling besefte ik dat hij oud is.
Christfried heeft lang wit haar en een nog langere witte baard. Hoewel ik niet in wonderen geloof en een rotsvast vertrouwen in de loop der natuur heb, ben ik ervan overtuigd dat hij er altijd al zo heeft uitgezien. De ontzetting op het gezicht van zijn moeder en de vroedvrouw moet groot geweest zijn toen hij het levenslicht aanschouwde. Hij is in zijn lange leven weinig veranderd, wat gegroeid natuurlijk, al hebben zijn ledematen de lengte van zijn haren nooit bereikt. Zoals bakkersvrouwen glimmende, bolle wangen moeten hebben om hun producten met overtuiging aan de man te kunnen brengen, zo horen componisten doof te zijn en ik geloofde hem op zijn woord toen hij mij bij onze kennismaking mijn vraag drie keer liet herhalen wat hij eigenlijk deed en vervolgens met luide stem antwoordde dat hij componist was, alsof het de meest vanzelfsprekende zaak ter wereld was.
Later ben ik er nog wel geweest, bij Hitler. Opmerkelijk was de tentoonstelling door het onderwerp, niet door de foto’s of de teksten die voorzichtig waren geformuleerd. Een ondankbaar onderwerp waar de vraag werd omzeild waarom de man en de beweging zo’n grote aantrekkingskracht op de bevolking uitoefenden. Het was er druk, de zaalwachters lieten de talrijk aanwezige scholieren met rust en hadden vooral aandacht voor de wijze waarop de dames onder het kijkerspubliek hun handtasjes droegen. Er waren er bij die dat fout deden en gecorrigeerd moesten worden. Mijn belangstelling ging verder uit naar kinderspeelgoed met hakenkruizen waarover ik in de dagboeken van Victor Klemperer had gelezen.
Kort daarna was ik met Christfried bij een lezing van de Duitse dichter en schilder Gerald Zschorsch. Zschorsch werd in 1951 in de DDR geboren en op 16-jarige leeftijd gearresteerd vanwege opruiende teksten. Die bleef hij volgens de overheid schrijven waardoor hij opnieuw in de gevangenis belandde. Later kocht de Bondsrepubliek hem vrij. De inleiding op zijn werk liet enige tijd op zich wachten en toen de betreffende lector van Zschorsch’ uitgeverij eindelijk buiten adem binnen kwam lopen verontschuldigde hij zich uitgebreid. Hij kwam direct op zijn fiets van de opening van een tentoonstelling over Adolf Eichmann in de ‘Topographie des Terrors’, de voormalige centrale van de Gestapo, vlakbij de Potsdamer Platz. Hij wijdde zich onmiddellijk aan de levensloop van Zschorsch en bijna niemand onder de aanwezigen leek moeite met de abrupte overgang te hebben.
Zschorsch las uit zijn bundels ‘Torhäuser des Glücks’ (verzamelde gedichten) en ‘Zur elften Stunde’ (zijn pas verschenen bundel) met een inzet alsof hij altijd zestien was gebleven. Vol woede en met indrukwekkende natuurbeschrijvingen van een land dat hem niet had willen hebben.
Jaap Grave (Berlijn)