Mijn titel doet misschien geloven dat dit een ‘oud-Hollands’ verhaal wordt. Niets is minder waar: nieuwer Nederlands dan dit bestaat niet.
We hebben in Sint Maarten hurricane Gonzalo op bezoek gehad. Op 13 oktober jongstleden, van 6 tot half 9 teisterde Gonzalo het eiland. Daken, vuilcontainers, bloempotten en wat kleiner spul zoals een paar schoenen, alles vloog met meer dan 15 kilometer per uur door de lucht, terwijl mijn dochter en ik veilig binnen zaten achter gebarricadeerde ramen en deuren. Een levensgrote, zeer oude boom stortte op 20 meter van mijn huis majestueus ter aarde, nam een stenen omheining mee en verpletterde een huurauto. Ik was bang als een wezel, en heb tijdens al dit natuurgeweld net niet lopen janken om mijn dochter niet van streek te maken. Om 5 uur, toen het al aardig begon te spoken, wilde mevrouw nog even naar de chinees, dat vond ze ‘spannend’, maar nu zat ze als een hoopje ellende in de woonkamer.
Maar goed de volgende dag voelden we ons helden, het was onze eerste hurricane geweest.
En toen werd het vrijdag 7 november. Om 6 uur ’s middags begon het, geheel volgens weerbericht, te regenen. Niks aan de hand. Toen ik om 10 uur uit huis ging om te gaan dansen (doe ik elke week), regende het nog. Toen we om 1 uur eerder dan normaal uit de danstent kwamen, regende het nog. We reden de weg af naar beneden, de danslocatie is min of meer op een heuveltop, en bij de grote weg aangekomen konden we het onderscheid tussen stoeprand en wegdek niet meer maken.
Overal was water. Nee, overal stróómde water. En snel ook. Sint Maarten bestaat uit een geheel van bergen bij elkaar, dus regenwater blijft ‘boven’ niet liggen, maar stroomt met een noodgang naar beneden, naar zee. Voor ons en achter ons gestrande auto’s, mensen die uit ellende te voet verder probeerden te gaan, snel varende vuilcontainers, schoenen en wat dies meer zij. En water, water, water. We waren aan de Franse kant van het eiland; ik moest naar huis , aan de Nederlandse kant. Maar we konden niet verder. Of eigenlijk konden we wel, maar ik durfde niet. Dus zochten we een plekje uit op de dichtstbijzijnde rotonde waar de auto gedeeltelijk droog stond.
Vanuit onze ‘droge plek’ hadden we een goed zicht op voort struggelende automobilisten en de heuse stroomversnellingen die er overal ontstonden bij grote oneffenheden op de weg. De kolkende watermassa deed me denken aan 2006, toen in soortgelijk weer een collega in paniek uit haar auto is gestapt, waarschijnlijk midden in een van de draaikolken. Ze is de volgende dag dood gevonden. Ik besefte: hier gaan we niet doorheen.
Om 6 uur zaterdagmorgen, na 4 zeer vermoeiende uren met zijn 4-en in een kleine auto, hebben we de terugtocht naar Philipsburg aanvaard. Nog steeds door hoog water, maar de regen was om 5 uur gestopt. Er zijn geen doden gevallen.
Renate Sluisdom (Sint Maarten)