Na afloop van het spreekuur stond ik nog even met een collega in onze kamer te praten toen er op de deur geklopt werd. Ik deed open en daar stond de studente die net voor de komst van mijn collega weggegaan was en zei: ‘Ik ben een kledingstuk vergeten’.
Mijn collega keek me aan, maar toen het meisje haar jas van de kapstok pakte, leek de rust hersteld. Het bood zelfs gelegenheid om nog even over dit voorvalletje van gedachten te wisselen. Omdat ze niet specificeerde wat ze vergeten was, leek er een heel ander soort spreekuur plaatsgevonden te hebben. Ik denk dat elke Nederlandse moedertaalspreker gezegd zou hebben welk kledingstuk precies was vergeten: Ik ben mijn sjaal vergeten, of mijn muts, handschoen, desnoods paraplu. Een vergeten kledingstuk suggereert iets heel anders.
Dit soort Nederlands wijkt af van de standaard en wordt vaak door moedertaalsprekers fout gevonden, maar is eigenlijk van een bijzondere schoonheid. Soms is het jammer om dit soort schoonheid te corrigeren. Om maar eens een paar voorbeelden te geven. Een keer had iemand een krantenartikel bij zich waar hij een vraag over had. Dat deed hij wel vaker, want gekke berichten waren ‘zijn plezier’. Nadat het opgelost was, wilde ik het artikel teruggeven. Hij zei: ‘Je kunt dat bij jezelf bewaren’. Bedoeld werd ‘je mag het houden’.
Lidwoorden zijn natuurlijk rampzalig voor Slavische studenten, maar soms pakt het vertederend uit: ‘Dat is een goed nieuws’. Of er ontstaat een nieuw woord, zoals ‘sleutelgesprekjes’. Dat blijken gesprekjes tussen docenten te zijn die ontstaan bij het wisselen van de lokalen. De sleutel heeft te maken met de noodzaak om te zorgen dat onbemande lokalen op slot gedaan worden.
Tot slot een zin die ik in een masterscriptie aantrof: ‘Laat ons nu deze vraag nog even vers in het geheugen houden’. Bij zo’n zin houd je je potlood toch op zak?
Albert Gielen (Praag)