De aanloop naar mijn Russische leven verliep direct al op z’n Russisch. Maandenlang nadat ik per mail mijn belangstelling had laten blijken voor de vacature (die enkel bestond uit: ‘Gevraagd: moedertaaldocent Nederlands voor de Moskouse Linguïstische Staatsuniversiteit’) bleef het stil. Uiteindelijk kreeg ik toch bericht. In drie dagen was alles geregeld. Ticket, visum, salaris, huisvesting. Een maand later kon ik komen.
Het hoofd van de vakgroep vertelde me dat ik in het ‘docentenhotel’ kon wonen. Ik zou twee kamers en een eigen badkamer krijgen. Op de kaart zocht ik het adres op: het hotel lag op een steenworpafstand van de universiteit, een kwartiertje verwijderd van het Rode Plein. Ik glunderde. Voorpret.
Begin september nam ik afscheid van Berlijn en met enkel een koffer verhuisde ik naar Moskou. Aangekomen bij het docentenhotel werd ik apart genomen in een kantoortje. Eerst dienden de nodige formulieren ingevuld te worden. In het Russisch. Een vijfdejaarsstudent Nederlands kon voor me tolken. Er volgde een lijst met huisregels: geen alcohol, niet roken en geen bezoek op de kamers. ‘En…,’ voegde mijn student er tolkend aan toe, ‘elke avond om 1 uur thuis zijn.’ Ik lachte om zijn grapje.
Het was geen grapje.
Ik snapte er niets van. Waarom mogen docenten pas weer om 6 uur thuiskomen, en in het weekend om 7? In mijn twee kamertjes stonden drie bedden. Voor wie waren die bedden dan? Buiten rookte ik maar een sigaretje, waar ik twee studenten uit Berlijn ontmoette. Ze bleken op mijn gang te wonen, en deelden eenzelfde woonruimte – met z’n drieën. Later ontmoetten we onze medebewoners: studenten uit Azerbeidzjan, Italië, Spanje, Japan. Geen Rus te bekennen. Docenten evenmin.
Het docentenhotel bleek een vrije Nederlandse vertaling van een obsjtsjezjite: een Russisch studentenhuis. Veel van mijn studenten wonen zo: met z’n tweeën of drieën op een kamer, keuken op de gang en met alle regels van dien. In mijn obsjtsjezjite wonen alleen buitenlandse studenten, en een enkele docent. Op de eerste verdieping zijn lokalen, op de bovenste verdieping – met op smogloze dagen uitzicht op het Kremlin – krijg ik Russische les. De keuken is leeg, maar collega’s boden direct potten en pannen aan, en met mijn studenten sprokkelde ik de rest van het huisraad bij elkaar.
Toch blijk ik als docent bijzondere privileges te hebben, die mij onderscheiden van de student. De toegangspas tot ons gebouw, dat 24 uur per dag bewaakt wordt, hoefde ik na drie dagen al niet meer te tonen. Studenten moeten dat zelfs na tien maanden nog. Helaas is er geen wasmachine, maar alle bewoners kunnen elke week schoon beddengoed ophalen. Daaruit blijkt ook een voorrecht: studenten krijgen na een strenge inspectie flinterdun bedlinnen en een schuurpapieren handdoekje. Voor mij gaat er een speciale kast open, waaruit bont gekleurd, stevig en strak gestreken beddengoed en een Robijnzachte handdoek wordt gepakt. Mijn wijn smokkel ik inmiddels opzichtig binnen. Maar thuiskomen moet ik nog altijd om 1 uur.
Kirsten de Gelder (Moskou)