Deze maand staat in het teken van boeken, auteurs en ‘het lezen’. Het lijkt wel alsof de organisatoren van de evenementen een soort cultureel kartel hebben gevormd en onderling hebben afgesproken deze periode te bestemmen voor het onderwerp: “Het boek, van begin tot eind”, of iets in die geest.
Het International Writers Festival in Jeruzalem was het eerste boekenfestijn. Dit jaar met deelname van zo’n zestig auteurs uit de hele wereld, waaronder ook de Nederlanders Arnon Grunberg en Herman Koch. Daarna de competitie ‘recordlezen van bibliotheekboeken’ onder de scholieren van de basisscholen in Jeruzalem. De kampioen, een leerling uit de derde klas had het afgelopen jaar maar liefst 565 boeken gelezen. De winnaars van de tweede en derde plaats, respectievelijk 350 en 342 bibliotheekboeken. En vorige week kwam de commercie aan de beurt met de feestelijke opening van de boekenweek. In stad en dorp worden openlucht boekenmarkten gehouden waar het publiek met grote kortingen kan inslaan, vier boeken voor honderd shekel en andere aantrekkelijke voordelen. Vele auteurs zijn aanwezig, lezen voor uit eigen werk en signeren. Men komt in groten getalen opdagen en koopt in. Ook hele gezinnen, die er meteen een familie-uitje van maken. Eigenlijk is de naam boekenweek een beetje misplaatst, want ten eerste duurt de boekenweek een maand en ten tweede houden de uitgevers gedurende het jaar vaak uitverkoop. Ze bieden boeken aan met dezelfde reductie, vier voor honderd shekel, die dan als zoete broodjes over de toonbank gaan, ondanks de voorspellingen van de experts en zij die het weten, dat leesboeken zullen worden verdrongen door e-boeken op iPad, iPhone en tabletten. De burgemeester van Jeruzalem deelde tijdens de prijsuitreiking aan de winnaars van de “bibliotheekboekenleescompetitie” mee dat er, volgens de laatste peiling, een stijging van 20% is waargenomen onder de lezende jeugd van zijn stad.
Met een aantal studenten heb ik een sessie van het International Writers Festival bezocht. Arnon Grunberg in gesprek met een Israëlische auteur: “Writing here – writing there”. Echt heel toevallig zijn we de afgelopen weken bezig met het oeuvre van Grunberg als basis voor analyse van taalkundige kwesties. Naderhand was er gelegenheid tot gesprek met de auteurs. Na wat herinneringen te hebben opgehaald (onze ouders waren kennissen) stelde ik hem een vraag over een zin uit het werkje De heilige Antonio (boekenweekgeschenk 1998), waarmee ik taalkundig in mijn maag zat. Tja, dat moet je natuurlijk nooit doen. Een auteur uitleg vragen over zijn taalgebruik. Arnon was dan ook best wel verrast, maar vond het toch amusant en gaf heel sportief zijn verklaring. Ik had beter moeten weten. Ooit heb ik hetzelfde uitgehaald met Leon de Winter toen hij in Israël op bezoek was en hem opheldering vroeg over zijn gebruik van een specifiek taalelement in een bepaalde context. Elke keer als hij ook maar aan dit specifieke taalelement denkt, komt onze discussie bij hem naar boven, zei hij me enkele jaren later. Carmiggelt heeft zelfs een Kronkel aan dit fenomeen gewijd. Een bekende hoogleraar in de taalkunde, heeft in haar proefschrift een zin aangehaald uit een van zijn stukjes in Poespas, waarin hij een poes laat zeggen: “Hè, ik heb zo’n trek in meeuw”.* In haar dissertatie geeft zij ‘een indringende en overtuigende semantische analyse van het gebruik van het woord meeuw in deze uiting, in vergelijking met een meeuw’.** Carmiggelt is van mening dat het een soort misdrijf is om schrijvers attent te maken op hun taalgebruik. Zij krijgen dan dezelfde verschijnselen als de man met de baard die, nadat hem was gevraagd hoe hij sliep, of met zijn baard boven of onder de dekens, nooit meer rustig kon inslapen.
* Frida Balk-Smit Duyzentkunst, 1963, De grammatische functie. Methode van grammaticale analyse, aan het Nederlands gedemonstreerd. Groningen: J .B. Wolters. - Carmiggelt, S., 1952, Poespas. Amsterdam: Querido/Uitgeverij De Arbeiderspers.
** A. Kraak & W.G. Klooster, 1968, Syntaxis. Culemborg/Keulen: Stam-Kemperman.
Mieke Daniëls (Jeruzalem)