Zo’n 10 jaar geleden begon het verschijnsel. Het gebruik van laptops in de collegezaal. Hier en daar zag je ze aarzelend opdoemen, verspreid in de klas. Eentje bij een studente in de rechterhoek achteraan. Een andere naast de wat oudere student, linksvoor. En nog één, in het midden, pal voor mij. Het was toen nog met recht een fenomeen te noemen, in de zin van het oorspronkelijke Griekse woord φαινόμενον (‘phainomenon’): iets, wat gezien kan worden en opvalt.
Langzamerhand kwamen er meer. Het werd een vertrouwd ritueel bij het begin van de les: het openen van de rits, de laptop voorzichtig uit de tas op de schrijfplank plaatsen, tas op de grond, en hup achter het opstaande scherm. Van de groep van drie jaar geleden onthield ik zonder enkele moeite de naam van een paar studenten. Die hadden een gezicht. Van de rest zag ik alleen bewegende ellebogen en een stukje kruin. En wat ze daarachter allemaal uitspookten wist ik ook niet. Maken ze geïnteresseerd aantekeningen? Of zitten ze stiekem te facebooken, filmpjes te bekijken, hun emails bij te werken? Of zijn ze aan het multitasken en doen ze van alles tegelijk?
Tijdens een departementsvergadering vroeg ik mijn collega’s of zij zich ook zo ergerden aan de laptopexplosie. Sommigen hadden al geïnformeerd bij de decaan, die officieel had meegedeeld dat hij geen advies kon geven of een laptopverbod kon uitroepen, omdat de universiteit nog geen richtlijnen of voorschriften had vastgesteld. In een wanhopige bui tijdens een college stelde ik de laptopgebruikers voor een foto van hun gezicht op de achterkant van het scherm te plakken zodat ik in ieder geval wist wie er achter zat. Bij de volgende les zag ik inderdaad een aantal foto’s op de schermen. Naderhand bleek dat ze hun foto’s hadden verwisseld, en ik dus nog niet wist wie er achter het scherm had gezeten. Geinponems!
Over de jaren tonen mijn privéstatistieken duidelijk een verschil in de behaalde resultaten. De prestaties van de laptoppers liggen steevast lager dan die van de studenten met de gezichten. Hieruit blijkt wel dat de huidige studentengeneratie dus niet beschikt over die aangeboren digitale vaardigheid, zoals wel wordt beweerd, en dat het ‘multitasken’ toch niet moeiteloos en zonder schade kan worden uitgevoerd. Dit academiejaar wachtte mij bij het openingscollege een verrassing. Ik zag maar één laptop. De rest had weliswaar een smartphone naast zich liggen, maar ook een ouderwets schrift en een pen. Een nieuwe tendens? Ten goede? De tijd zal het leren.
Mieke Daniëls-Waterman (Jeruzalem)