Het was zondag, op het heetst van de dag en wij wandelden door Paramaribo. Hendrik wees de weg, van Fort Zeelandia door de Palmentuin langs de Nederlandse ambassade en verder. De zon brandde. Terwijl ik alsmaar slomer werd, liepen collega’s J. en G. steeds harder om gauw een terras in de schaduw te vinden. Het stoorde ons niet dat we bij de Hollandse toeristentent ’t Vat belandden. Als er maar wat te drinken was.
Hendriks vriend (we noemen hem Ranjit) kwam gedag zeggen. Ranjit was Hindoestaan, geboren en getogen in Suriname, maar hij had al heel wat van de wereld gezien: in Cuba gestudeerd, Nederland en Duitsland bezocht en een halfjaar in België gewoond. “In Beveren-Waas”, zei hij achteloos, alsof het Brussel of Antwerpen was. De onvermijdelijke vraag was wat een Surinamer naar Beveren-Waas brengt. Het onvermijdelijke antwoord was de Liefde. Maar jammer genoeg was het niks geworden.
Op zondag rijden veel mensen het centrum van Paramaribo uit om elders een hapje te eten. Ranjit vroeg ons mee in zijn Toyota voor avondeten in Tamanredjo. Voorin zat al een Venezolaanse vriend. Hendrik, mijn collega’s en ik moesten dus met vier personen op de achterbank. “De verzekering”, stamelde J. nog. Maar we waren in Suriname. Het maakte niets uit.
De auto had een dvd-speler met een monitor in het dashboard waarop Kylie Minogue danste en zong. Hoe modern deze Toyota ook was, bij iedere put in het wegdek vlogen wij met zijn vieren tegen het dak. Stijf, plakkerig en met tranen in de ogen van het lachen arriveerden we in Tamanredjo.
Bij warung Soeki, een Javaans eethuisje, bestelde Ranjit verschillende gerechten voor ons. Hij vroeg er bestek bij omdat Europeanen geen rijst met hun handen eten. Ingepakt in bananenbladeren was er kip in kokossaus, sterk gepeperde bami en pittige kousenband. Als toetje verse saté met pikante pindasaus. Iedereen at met smaak, ook de Venezolaan. Ik at droge rijst, de rest was te pittig.
Op de tonen van ‘Can’t get you out of my head’ hobbelden we terug naar Paramaribo. De achterbank was ineens nog smaller.
Janneke Diepeveen (Berlijn)