Om te weten wat mij ooit te wachten staat, besloot ik een openbare doctoraatsverdediging bij te wonen. De promovenda was een frêle Chinese in een grijs mantelpakje (speciaal voor de gelegenheid gekocht, vertelde ze later). De commissie bestond uit 5 personen, waaronder de beruchte professor L., een emeritus die voordrachten afschuimt om zijn eigen kennis te etaleren. Ikzelf en een oudere man - de huisbaas van de promovenda, bleek later - vormden het enige publiek. Geen collega’s, geen vrienden, geen familie uit China.
Toen de voorzitter in het Duits opende, trok de promovenda wit weg. “English please?”. Trillend als een riet drukte ze ons een stapeltje papieren in de handen waarop haar stellingen uitgewerkt waren. Die begon ze vervolgens voor te lezen. Alles was Chinees voor me, zelfs het Engels. Professor L. maakte ijverig aantekeningen. De huisbaas, duidelijk geen taalkundige, zat verveeld te bladeren.
Na de presentatie van de stellingen was het tijd voor discussie. Toen professor L. zijn keel schraapte, hield iedereen de adem in. Omdat ze een lichtjes hulpeloze indruk maakte, gaf de promotor zijn beschermelinge de voorzet. Toen de discussie eindelijk afgesloten was, werd achter gesloten deuren tot deliberatie overgegaan. De huisbaas ging een luchtje scheppen. In de gang steunde de promovenda, “Oh my god, I was so bad!”. Ik bood haar een glaasje water aan, maar dat hoefde ze niet.
Weer in het lokaal verkondigde de commissie het resultaat: ze had het gehaald! Iedereen applaudisseerde, ook professor L. De huisbaas was niet meer teruggekomen. Uit goed fatsoen bleef ik om met de kersverse doctor het glas te heffen. Ze wilde nog met de commissie op de foto. Daarna rende ze weg. Ze kwam terug met 2 plastic zakken en begon croissants, puddingbroodjes, bekertjes sap en ijskoffie uit te stallen. Om 18 uur had eigenlijk niemand zin in een ontbijtbuffet.
Na een beker sap en een eclair nam ik afscheid. “I give you my email address, when you have defense, I will come”, zei ze beslist.
Janneke Diepeveen (Berlijn)