Collega M. stelt voor om een conferentie te bezoeken over postkoloniale taalwetenschap. Het is een tak van de taalkunde waarmee we niet vertrouwd zijn, maar we dienen brutaal een paper in. Die wordt aanvaard en we reizen nieuwsgierig naar de universiteitsstad waar de conferentie zal plaatsvinden. Op de vooravond vinden we in de hotelbar een kopie van het conferentieprogramma. We gaan zitten en de ober neemt de kopie mee. Kort daarop komt een ongeschoren man met een gerafelde blouse en warrig grijs haar op ons af geschuifeld. Een dakloze, in een luxe hotel? Nee, het is de conferentiedeelnemer die zijn vergeten kopie komt halen. De toon is gezet.
De volgende dag lopen M. en ik een beetje verdwaald tussen de andere deelnemers. Het is even wennen om op een internationale taalkundige conferentie niemand te kennen. Een Duitse emeritus begint zijn lezing met excuses voor zijn gebrekkige Engels. Hij benadrukt dat het organisatiecomité hem heeft gedwongen de lezing in het Engels te houden en bromt iets over globalisering en kolonialisme. Dergelijke grappen kunnen hier dus. Zijn Engels is inderdaad schabouwelijk, maar zijn boodschap komt over. Als hij bij een bepaald onderdeel op z’n horloge kijkt en zegt “I will jump this section” twijfelt niemand aan zijn intentie.
Speciaal voor een oudere heer uit Australië is er een overheadprojector aangerukt. De dia toont een opsomming van de gelijkenissen tussen koloniale taalbeschrijving en worst. Om zijn standpunt te verduidelijken, vouwt de academicus een servet open en haalt een worstje tevoorschijn (vermoedelijk van het ontbijt meegenomen). Enig geroezemoes volgt maar uiteindelijk slaagt hij er, gesticulerend met het worstje, wel in om een discussie over standaardisatie uit te lokken. M. en ik zitten erbij en kijken er geamuseerd naar. Interessant, hoe ieder vakgebied een wereld op zich is, met eigen personages en codes. Ik vraag me ineens af of het mij zal lukken met mijn hypergestructureerde powerpointpresentatie dit publiek te bereiken. Of hier überhaupt iemand zal glimlachen bij het flauwe grapje dat ik (zoals altijd) ingebouwd heb. En of ik bitterballen zou moeten serveren om de discussie aan te zwengelen.
Janneke Diepeveen (Berlijn)