Sommige schrijvers en dichters hebben weinig op met de taal. Wat zeg ik? Sommige schrijvers en dichters? Eigenlijk nogal veel schrijvers en dichters. En ook heel wat filosofen. De gedachte is welsprekend onder woorden gebracht door W.F. Hermans in een boekbespreking uit 1952. Kort geleden werd zijn ongebundeld werk uit die jaren uitgegeven. Daar lezen we op bladzijde 677 het “inzicht”, “dat de taal slechts een gebrekkig middel tot verstandhouding [is]; een woord kan immers zoveel betekenen. Woorden hebben nooit een zo vaste en onveranderlijke betekenis als bijvoorbeeld algebraïsche symbolen”.
Verderop ook nog: “De waarde en de betekenis van woorden en taal zijn nooit ernstig ter discussie gesteld”. Mogen we Hermans geloven, dan werd die discussie pas geopend door Bert Schierbeek.
Hoe zit het met die stelling dat taal een gebrekkig middel tot verstandhouding is, en wel wegens de onvaste en veranderlijke betekenis van de woorden?
Ik denk dat Hermans er glad naast zit. Het moge zo zijn dat algebraïsche symbolen een vaste en onveranderlijke betekenis hebben, je kan er bijna niks mee. De algebra is een machtig en bewonderenswaardig instrument, maar voor slechts een piepklein stukje van de werkelijkheid. Je kunt er niet een broodje mee kopen, je kunt er niet iemand mee vragen wat minder luid te spreken of uitleggen wat Kierkegaard bedoelde met zijn droefgeestig soort christendom. Allemaal dingen die je met een natuurlijke taal wel kunt doen. Hoe? Wel, juist doordat in een natuurlijke taal de woorden NIET een vaste en onveranderlijke betekenis hebben. Wel verre van dat als een nadeel te zien, doen we er goed aan het als een van de sterke punten van een natuurlijke taal te zien. Met een woord als tafel kun je nog alle kanten op: de tafel waaraan we eten, het kleine tafeltje met de sanseveria, de tafel van zeven, de stenen tafelen die Mozes op de berg kreeg of de oude tuintafel van tante Annie. Maar u ziet al aan “de oude tuintafel van tante Annie” dat een natuurlijke taal er helemaal geen moeite mee heeft om een unieke tafel te beschrijven. En u ziet meteen hoe dat gebeurt: door woorden te combineren.
Op de manier van Hermans zou je voor ieder onderdeeltje van de werkelijkheid een aparte taal moeten hebben. Of zou je taal miljarden en miljarden woorden moeten bevatten. Allebei onleerbaar en niet-onthoudbaar. Totaal onmogelijk.
En trouwens, was het Hermans menens met zijn ondoordachte uitspraak over de algebra: waarom publiceerde hij geen boeken met algebraïsche formules? Kennelijk schreef hij toch liever in een gewone taal.
Je vraagt je af waar zo’n ongunstig en onrechtvaardig oordeel over de taal vandaan komt. Je kunt je voorstellen dat het onder woorden brengen van complexe gedachten en ingewikkelde gevoelens moeilijk is. Kan ik over meepraten. Tot zo ver alle begrip. Maar als het niet lukt, is er een meer voor de hand liggende verklaring. Namelijk: misschien was het niet zo’n goede schrijver, niet zo’n begenadigde dichter. Pijnlijk conclusie, maar misschien moet je die toch eerst overwegen voor je de taal de schuld geeft van je mislukking.