Elsschot heeft aan zijn roman Kaas, zoals bekend, een "Inleiding" vooraf doen gaan. Hij legt daarin uit wat stijl eigenlijk is. Het is niet voldoende te zeggen "mijn arme vader is dood" om een tragisch effect te bereiken. Pas als de schrijver zijn stijl goed gebruikt, is het effect verpletterend. De lezer wordt dan bij zijn lurven genomen, en blijft onthutst achter. In de woorden van Elsschot: "Hij sluit je boek en gaat heen, zijn hoed vergetend. Onderweg blijft hij even staan en mompelt: 'was me dát een geschiedenis.' Hij keert zich nog eens om, gaat dan dromerig verder en verdwijnt aan de horizon".
Ik heb die vergeten hoed altijd prachtig gevonden. Elsschot zegt niet dat zijn lezer verpletterd is of onthutst; hij wijst enkel op het vergeten van die hoed. Maar die hoed is dan ook minstens zo veelzeggend.
Kaas van Elsschot heeft voor mij met de Reinaert en de Mattheus Passion gemeen dat ik die gerust ieder jaar opnieuw wil lezen en horen. Die hoed is me na tientallen lezingen heel vertrouwd.
Daardoor zal het wel komen dat ik een paar jaar geleden meteen opveerde bij het lezen van Joseph Roth's Beichte eines Mörders erzählt in einer Nacht. Daarin horen we van de verteller over een fantastisch maar totaal onverwacht aanbod, en hoe hij daarop reageerde: "Ich lief hinaus, ohne Hut".
Die twee hoeden hebben me jarenlang geïntrigeerd. Namelijk hoe twee van de grootste schrijvers voor een gelijkaardige ervaring dezelfde omschrijving kiezen.
Ik zou er niet over begonnen zijn als ik niet onlangs Canetti gelezen had: Het Martyrium, in de vertaling van Jacques Hamelink. Ook al weer een boek waarover veel te zeggen zou zijn maar ik beperk me hier tot bladzijde 582.
Georg Kien ontmoet daar de vrouw van zijn broer Peter. Die zegt dat Peter iemand vermoord heeft. Georg is perplex: "Peter een moordenaar. Die stille magere Peter die door zijn schoolmakkers steeds afgeranseld werd. De trap danst op en neer. Het plafond stort in. En Georg, een zozeer op onberispelijke kleding gesteld iemand, laat zijn hoed vallen en raapt hem niet op."
Stilistisch gezien is Canetti's hoed natuurlijk de zwakste van de drie, maar het is een vergeten hoed.
Drie vergeten hoeden in de literatuur! En de kwestie wordt nog opmerkelijker als we de jaartallen erbij zetten: Kaas is gedateerd 1933; Roth's Beichte is van 1936 en Canetti's Martyrium van 1935.
Bij twee hoeden meende ik een groot toeval waar te nemen. Maar met drie vergeten hoeden begin ik te geloven dat er allicht nog tientallen andere vergeten hoeden in de literatuur te vinden moeten zijn. Vooral in de jaren dertig.
Joop van der Horst (Leuven)