Ik weet niet goed wat ik aan moet met het boekje van Jan Blommaert, Let op je woorden; politiek, taal en strijd. Ik heb het gekocht vanwege de titel, want taal interesseert me wel. Maar ik lees over taal zelden iets waar ik zo veel vragen bij heb.
Zoveel is duidelijk dat dit boekje hulp wil bieden in de sociale strijd. Die sociale strijd komen we al tegen in de allereerste zin. Verderop zal blijken dat die sociale strijd vooral ook een taalstrijd is. Een beetje taalkundige hulp bij die strijd komt dus wel van pas. Maar wat is die sociale strijd eigenlijk? Waar gaat die over? En wie strijdt er tegen wie?
Ik ben van huis uit wel wat strijd gewend. Wij zongen uit volle borst: "Het leven is een krijgsbanier, door goede en kwade dagen, gescheurd, gevlekt, ontvallen schier, kloekmoedig voorwaarts dragen". Het lied eindigt met "het leven is: de kruisbanier tot in Gods handen dragen". Maar iets zegt me dat Blommaert aan een andere strijd denkt.
Om welke strijd gaat het bij Blommaert? Het aardige is, dat hij daar niets over zegt. Daardoor blijft onduidelijk of Blommaert aan mijn zijde staat of juist aan de overzij. Hier en daar is sprake van "tegenstrevers". Die tegenstrevers zijn talrijk en ook goed gewapend, met "een ruim arsenaal van communicatietechnieken, technologie en ervaring". Bij die tegenstrevers vind je ook de "burgerlijke goegemeente". Om het nu op te nemen tegen die tegenstrevers moet de partij van Blommaert, laten we zeggen: moeten de strevers, zich terdege voorbereiden. En daar is dus dit boekje voor.
Zou ik een strever zijn of een tegenstrever? Statistisch gezien is de kans groter dat ik een tegenstrever ben dan een strever, want de tegenstrevers zijn talrijker. Maar doet het er eigenlijk toe? Kijk, als het inderdaad zo is dat veel conflicten, of zelfs bijna alle conflicten, minstens ook op het vlak van taal spelen ("een talige dimensie hebben"), en ik vind dat wel een plausibele stelling, dan zou taalkundige bewustwording van de vooroordelen in gelijke mate nuttig moeten zijn voor strevers en voor tegenstrevers. Aan de tegenstrevers heeft Blommaert echter geen boodschap; hij schrijft enkel voor de strevers. Dat vind ik jammer. Zijn boek zou niet alleen hogere verkoopcijfers scoren als het ook voor de tegenstrevers interessant was, het democratisch debat zou er eveneens bij winnen.
Nu schrijft Blommaert voor slechts één van de twee kampen in deze sociale strijd waarvan nog steeds niet duidelijk is waar die om draait of wie er tegenover wie staat. Toegegeven, bij Guido Gezelle, de tekstdichter van mijn lied met de "krijgsbanier", is ook niet echt duidelijk wie daar tegen wie strijdt. Maar Gezelle had dan ook niet de pretentie een boekje te schrijven over verkapte vooroordelen, framing, drogredenen en discussietrucs.
Een boekje over deze zaken is natuurlijk heel nuttig, want iedereen heeft ermee te maken, strever of tegenstrever. Een belangrijk boekje dus. Maar pas op: Blommaert lijkt me zelf de grootste framer van het westelijk halfrond. Of zou hij het expres doen, om zijn lezers aan het denken te zetten?
Joop van der Horst (Leuven)