Column 51: Spugen

Er schijnen computers te bestaan die van een anonieme tekst kunnen vaststellen wie die geschreven heeft. Je voert een stuk tekst in, en na enig intern gerommel meldt uw computer dat deze tekst geschreven is door Jan Siebelink, door Matthijs van Nieuwkerk, door Martin Bosma van de PVV of door Elly Jochems uit Groningen. En als het om minder beroemde personen gaat, kan de computer toch een profiel vaststellen, en bijvoorbeeld zeggen dat de tekst geschreven is door een circa dertig-jarige linkshandige man uit Rotterdam-Zuid met een onverzorgd uiterlijk.

Ik kan dat allemaal niet, maar ik heb wel een sterke neiging om uit iemands stijl en taalgebruik conclusies te trekken over zijn of haar persoon. Meestal ben ik te lui om vervolgens na te gaan of die conclusies kloppen. Bovendien heeft het uitblijven van verificatie het grote voordeel dat ik onverkort aan mijn geloof kan vasthouden dat zoiets mogelijk is.

Neem nu de Nederlandse vertaling van Oliver Sacks' autobiografie "Onderweg". Ik vind dat een tamelijk vervelend boek en ook nogal slecht geschreven, maar juist daardoor ga je onwillekeurig op andere dingen letten. Ik ga in zo'n geval op taal en stijl en letten.

Maar ook als je dat niet doet, is er op bladzijde 75 een opvallende zin. Sacks spreekt over zijn mentaal onevenwichtige broer Michael. Hij vertelt over hem: "Als kind was Michael behoorlijk gelovig geweest (...)".

Met dat "behoorlijk gelovig" waait er ineens een beetje dommige, modieuze en seculiere tochtvlaag door dit boek van een hoogbejaarde en zeer belezen intellectueel. Dit zijn niet het soort woorden dat Oliver Sacks gebruikte; hier stuiten we ineens op de vertalers, die ik op maximaal 35 schat en niet wat je noemt erudiet.

Dat zie je vaker. Een ander voorbeeld ontleen ik aan de Nederlandse vertaling van Louis Aragons roman De reizigers op de imperiaal (2014). Aragon schreef zijn roman in 1947, en de vertaling is van Hannie Vermeer-Pardoen.

Daar wordt op bladzijde 240 gesproken over bordjes met het opschrift "Niet op de grond spugen". Ja, zulke bordjes had je vroeger veel. In openbare gebouwen bijvoorbeeld, en in de tram en de trein. Op zichzelf al een opmerkelijk feit dat die bordjes er nu niet meer zijn. Denkelijk omdat ze niet meer nodig zijn. Maar dat maakt de zaak alleen maar nog intrigerender. Waarom zijn ze nu niet meer nodig?

Maar waar het mij nu om gaat, dat is dat hier staat: "Niet op de grond spugen". Dat stond er niet. Er stond "spuwen". Niet "spugen". Ik noteerde vorig jaar, bij het lezen van dit boek, dat de vertaalster wel jong moest zijn en nooit van zulke bordjes had gezien.

Dat klopt niet. Ik zie dat mevrouw Hannie Vermeer-Pardoen nog een stukje ouder is dan ik. Einde van mijn theorie. Overigens handhaaf ik dat er in de vertaling  "spuwen" gebruikt had moeten worden.

Wel een prachtige vertaling van een prachtig boek, dat merkwaardig weinig mensen kennen.

Joop van der Horst (Leuven)