Over de verschillende spellingen die nu in omloop zijn, heb ik geen mening. Het wordt me wel eens gevraagd: ben jij voor de witte spelling? Voor het Groene Boekje? Volg je Van Dale? Of houd je het op de spelling-95?
Ik zou het niet weten. Ik doe maar wat, en ik laat het verder over aan de wijsheid van mijn uitgever. Wat die uitgever doet, is me niet bekend. Nee, dat moet u dan maar aan die uitgever vragen. Ik zie wel eens dat hij een woordje in mijn teksten verandert, maar daar zal hij dan wel een goeie reden voor hebben.
De beste spelling is voor mij altijd de bestaande spelling. Welke dat dan ook is. Ik zou vrede gehad hebben met mensch en visch, met beloven naast gelooven, delen en deelen. Pannenkoek of pannekoek, dat laat me koud. Liggende streepjes, trema’s, hoofdletters, van nature ben ik geneigd me te schikken naar de regels; maar zijn de geleerden het er niet over eens, dan is alles goed. Er is eigenlijk maar één ding waar ik vierkant tegen ben, en dat is: de spelling veranderen. Dat heet, geloof ik, een conservatief standpunt. Ik meen een heel goede reden te hebben voor mijn conservatief standpunt.
Per saldo is er in 1995 en in 2005 erg weinig veranderd. Onthutsend weinig. Een paar ennetjes meer of minder, of eigenlijk vooral: op andere plaatsen dan waar ze eerst stonden, hier en daar een liggend streepje, soms een hoofdletter. Dat is alles. Bijna niemand ziet het verschil. De voorstanders van deze twee spellingveranderingen (voorzover ik weet enkel commissieleden en personeel van de Taalunie) voerden dat wel eens aan als argument: ’t is allemaal maar marginaal. Wel, als het inderdaad om zo weinig gaat, waarom dan al dat gedoe? Was het alle moeite wel waard? Ik bedoel: gezien in het licht van de desastreuze gevolgen? Want de gevolgen zijn werkelijk desastreus. Pannekoek of pannenkoek, het een is zo goed als het ander. Maar het effect van al dit kinderachtig geknutsel is dat de halve samenleving nu zegt: ach, het doet er blijkbaar niet zo toe. De een kiest dit, de ander dat, en een derde wacht af wat over tien jaar de vernieuwingen zullen zijn. Het vanzelfsprekende gezag van 'de’ spelling, voor iedereen, is grondig ondermijnd, aangetast tot op het bot. Eigenlijk moet je zeggen: het Nederlands heeft momenteel geen standaardspelling meer. Ja, officieel misschien, ergens, in een boekje; maar niet meer in het dagelijkse taalbesef van de mensen. Wat hier in dik tien jaar afgebroken is, zal zich niet zo gauw herstellen. Niet in de eerstkomende twintig jaar, en waarschijnlijk nooit meer.
De mierenneukers die niet tevreden waren met word en wordt, gebeurt en gebeurd, die zo nodig ook OudPerzisch
(Oudperzisch, oudperzisch, oudPerzisch) tot drie cijfers achter de komma beregeld wilden hebben, hebben wind gezaaid en storm geoogst.
En ging het enkel om de spelling, ik zou erover zwijgen, want spelling is geen verheffend onderwerp. Maar de effecten strekken zich waarschijnlijk veel verder uit. Voor een gewoon mens verloopt het bewuste contact met de taal nu eenmaal via de spelling. Geen generaties taalkundigen kunnen hem dat uit zijn hoofd praten. Dat betekent dat voor velen niet alleen de spelling, maar ook de taal nu vogelvrij geworden is, aan willekeur ten prooi. Kijk, dat vind ik jammer.
Joop van der Horst (Leuven)