Als kind gebruikte ik het woord “verschreselijk”. Het heeft een hele poos geduurd voordat tot mij doordrong dat ik de enige was. Anderen kenden wel “vreselijk” en “verschrikkelijk”, maar niet mijn “verschreselijk”. Ik heb me aangepast, met spijt afscheid nemende van een woord dat ik geruime tijd voor bestaand heb gehouden, en waar ik bijgevolg aan gehecht was. Ongeveer zoals je een goede vriend vaarwel moet zeggen.
“t Is me vaker overkomen. Ik herinner me bijvoorbeeld nog heel goed dat ik voor de eerste keer in mijn leven het woord “vuilnisbak” gedrukt zag staan. Ik moet toen al een jaar of twaalf geweest zijn. Van de meeste woorden herinner ik me niet wanneer ik ze voor het eerst zag, maar mijn eerste “vuilnisbak” staat me nog heel goed bij. Dat komt doordat ik er nogal van schrok. Ik verkeerde op dat moment namelijk in de stellige overtuiging dat het woord “vuilingsbak” was. “Vuilingsbak” was voor mij een heel gewoon woord dat ik toen al jaren kende, dat ik ook zo uitsprak en waarvan ik meende dat ook iedereen om mij heen het zo uitsprak. Maar daar stond dan ineens op papier: “vuilnisbak”, akelig duidelijk, en ik voelde de grond onder mij wegzinken. Ik weet nog dat ik mijn moeder raadpleegde, in een flauwe poging om van haar te horen dat de “vuilnisbak” een fout was in de krant. Nee, geen fout. De werkelijkheid was inderdaad zoals ik meteen al vermoedde. Ik zal niet zeggen dat mijn wereld instortte, maar toch een klein stukje van mijn taal. Het duurde dan ook even voordat ik mij, schoorvoetend, schikte naar wat voor iedereen het gewone woord was. Na “verschreselijk” moest ook de “vuilingsbak” afgeschreven worden.
Ik kom erop doordat vorige week iemand mij mailde over een vergelijkbare ervaring. Tot in zijn puberjaren had hij gemeend dat de uitdrukking: “per slot vereniging” is. En dan de ontdekking dat alle anderen zeggen: “per slot van rekening”. Bij een taalgevoelig kind komt zoiets hard aan. Harder dan de ontdekking dat Sinterklaas niet bestaat, en dat je blijkbaar tot nu toe in een droomwereld hebt geleefd. Met een harde klap kom je op de grond terecht. De werkelijkheid blijkt namelijk anders dan je had gedacht; de vertrouwde omgeving is ineens een heel stuk minder vertrouwd. De herinnering aan die ervaring blijft je bij, minstens zo helder als de herinnering aan die zesjarige klasgenote die met stelligheid beweerde dat Sinterklaas niet bestond. Onbegrijpelijke scheuren en barsten in een gaaf kinderleven.
Ik heb meer van dergelijke ervaringen gehad. “Tarve” bijvoorbeeld, dat bij mij betrekkelijk laat werd rechtgezet tot “tarwe”. En diep in mijn hart ervaar ik “cafetaria” nog steeds als eigenlijk een meervoud.
Nu zijn dit de ontsporingen die uitkwamen en rechtgezet zijn. Je vraagt je af wat de aberraties zijn die ik nog steeds niet ken.
Overigens, ik zie met Google dat er tenminste één andere mens is die ook wel “verschreselijk” zegt of heeft gezegd. Dat is, na bijna zestig jaar, een heerlijke wetenschap. Ik hoef hem niet te ontmoeten; het is me genoeg om te weten dat hij er is.
Joop van der Horst (Leuven)