De naam Hendrikus van der Kallen zei me niks, maar sinds kort weet ik dat het de echte naam is van Havank (1904-1964). Havank ken ik al meer dan een halve eeuw. Spannende detectives had hij geschreven over Silvère en “de Schaduw”. En ik vond ze toen ook erg grappig. Ik heb al zijn boeken wel twee of drie keer gelezen.
Daarna een hele tijd niet. Tot ik vorig jaar er weer eens aan eentje begonnen ben, vol verwachting want ik had er de beste herinneringen aan. Maar het viel zwaar tegen. Ouderwets, veel cliché’s, gewild-grappig, flauw, en een miserabele stijl. Toen ik veertien was, had ik daar blijkbaar zo geen last van, maar nu vond ik het niet om door te komen.
Ik herinner me dat er af en toe over iemand werd gezegd dat hij “een sigaar in zijn hoofd” had. Let op dat “in”. Ik vond dat destijds erg origineel gezegd. En het is voor mij sindsdien een typische Havank-zinswending gebleven.
Ten onrechte, begin ik meer en meer te ontdekken. In 1918, toen Hendrikus van der Kallen veertien was en waarschijnlijk nog gewoon Hendrikus heette en geen Havank, schreef Herman Heyermans een kort toneelstuk met als titel “Pitten”. Het was een gelegenheidsstuk voor een jubilerende souffleur, niet gepubliceerd en pas voor ‘t eerst afgedrukt in Heyermans’ Toneelwerken deel III van 1965. Ik bedoel maar: Havank zal dit werkje niet gekend hebben. Maar daarin komt de zin voor: “U komt uw mevrouw waarschuwen, dat er sluipmoordenaars in de buurt zijn, mevrouw!... dat doet geen dienstmeisje met een sigaret in haar hoofd, mevrouw!...”.
En Heyermans was niet de uitvinder van deze zegswijze. Vijftien jaar eerder schreef Jacobus van Looy zijn Feesten. In mijn editie staat op bladzijde 206: “De paarsch-wangige voerman hield een sigaar in zijn hoofd en schuinoogde naar de zomersche juffer”. Heyermans zal Van Looy wel gelezen hebben. Havank wellicht ook.
Het gebruik door Havank schrikte in ieder geval niet af. W.F. Hermans, geen fameus stilist, schreef in zijn roman Ik heb altijd gelijk in 1951 (19e druk bladzij 116): “Van die pianodames die ‘s ochtends de boel afstoffen met een sigaret in d’r hoofd”.
Is het nog steeds grappig? Ik vrees dat het voor sommigen inderdaad zo is.
Voorlopig blijkt de zinswending in ieder geval nog springlevend. Op internet vind je massa’s voorbeelden, veelal van mindere schrijvers dan Van Looy, Heyermans, Hermans of zelfs maar Havank.
Joop van der Horst (Leuven)