Als stukjesschrijvers het woord moerstaal gebruiken, is hun standpunt tamelijk voorspelbaar. Een paar weken geleden had S. Montag (Henk Hofland) weer eens zo’n stuk in NRC/Handelsblad. De strekking laat zich raden, maar er is één alinea die wel mijn aandacht trok. Daar wordt eerst Rudy Kousbroek geciteerd, die van mening was dat de opmars van het Engels in onze taal begonnen is “toen onze voorvaderen tegen het einde van de zeventiende eeuw nieuw Amsterdam aan de Engelsen verkochten. Nu heet die stad New York”. Ik weet niet wanneer Kousbroek dit zo gezegd heeft; het kan natuurlijk op een verjaardagsfeestje geweest zijn, en dan moet je iemand natuurlijk niet tot na zijn dood zoiets nadragen. Maar Hofland lijkt het ermee eens, en hij voegt eraan toe: “Als ze destijds wat verstandiger en minder geldzuchtig waren geweest, zou het Nederlands nu de wereldtaal zijn.” Ik denk dat het klinkklare onzin is, maar daar gaat het nu niet over. Het gaat me om die onverholen spijt dat het Nederlands geen wereldtaal is.
Die kom je vaker tegen. Bijvoorbeeld in de literatuur over Nederlandse koloniale geschiedenis. Hoe komt het toch dat in allerlei Engelse en Franse koloniën tot op de dag van vandaag het Engels en het Frans prominent aanwezig zijn, terwijl in Indonesië het Nederlands nu nog maar een marginaal verschijnsel is? Dat is inderdaad een interessante vraag, maar vaak klinkt daarbij diezelfde spijt: hadden we (“we”) het maar anders aangepakt, dan zou het Nederlands nu makkelijk honderd miljoen méér sprekers gehad hebben.
Een gemiste kans. Hadden we New York maar nooit uit geldzucht verkocht; hadden we in Indonesië de zwartjes maar wat fermer aangepakt; dan was het Nederlands nu een wereldtaal geweest! De oude koloniale en racistische sentimenten leven onderhuids nog steeds voort. En wat meer is: ze kunnen in het huidige klimaat in Nederland weer onverbloemd geventileerd worden.
Hoewel het Nederlanderschap me gaandeweg minder doet, is de verbondenheid nog net groot genoeg om prijs te stellen op mijn Nederlandse paspoort, en om er fier op te zijn dat bij alle koloniale wandaden althans niet ook nog deze geteld moet worden dat anderen hun taal afgepakt is. Ik hoop tenminste dat Hofland en alle andere liefhebbers van een wereldtaal beseffen hoe de verspreiding van een wereldtaal in de praktijk in z’n werk ging.
Joop van der Horst (Leuven)