Als ik de kranten mag geloven, dan zijn er tegenwoordig grote problemen met het rekenen op school. Lang niet iedere schoolverlater kan nog op papier optellen en aftrekken, om nog maar te zwijgen van hoofdrekenen. Ook de staartdeling en een vermenigvuldiging met meer dan twee of drie cijfers blijken nu voor veel kinderen een onoverkomelijke moeilijkheid. Dat van dat hoofdrekenen kan kloppen. Als de kassa even uitvalt, weet menige cassière niet hoeveel je op twintig euro moet teruggeven bij een aankoop van 14,75. Volgens sommige mensen komt de ellende door een in de jaren negentig ingevoerde verkeerde didactiek. Over die didactiek heb ik geen mening, maar deze verklaring kan onmogelijk afdoende zijn. Het is al net zoiets als met het steeds slechter wordende handschrift. Scholieren en studenten schrijven steeds onleesbaarder. Af en toe moet ik al eens een student uitnodigen om zijn tentamen te komen voorlezen.
Allebei, onze manier van rekenen en ons geschrift, zijn ze producten van de renaissance. De vorm van onze geschreven letters gaat rechtstreeks terug op het humanistenschrift van de zestiende eeuw, en ons rekenen gaat terug op de invoering van “Arabische cijfers” (inclusief de nul) door Fibonacci. In mijn boek Het einde van de standaardtaal heb ik al laten zien dat met het aflopen van de renaissance in onze dagen, je erop wachten kon dat ook de diverse producten van de renaissance stuk voor stuk het loodje leggen.
Concreet wordt handschrift problematisch als mensen niet meer met de hand (vulpen, balpen, potlood) schrijven. Buiten de school wordt er nauwelijks meer geschreven, en al op jeugdige leeftijd raakt men vertrouwd met het toetsenbord. De school leert dus iets voor de school, en niet voor het leven. Dat kan niet duren. Laat dus niemand verwonderd zijn dat hedendaags geschrift steeds onleesbaarder wordt. En vooral: ga niet proberen iets terug te draaien dat onherroepelijk is.
In feite geldt dat ook voor het traditionele rekenen. Bij mijn weten wordt er buiten de school nauwelijks meer “met de hand” gerekend. Niet in zaken, niet in de wetenschap, en zelfs in de middelbare school is het rekenmachientje al doorgedrongen. Ook voor deze soort van rekenen (“op papier”) geldt dat de school iets aanleert dat vrijwel enkel in de school wordt gebruikt. Dat van die verkeerde didactiek lijkt me een onbelangrijk zijspoor.
Opmerkelijk vind ik dat veel mensen, als het over handschrift gaat, en misschien zelfs wel als het over rekenen gaat, het hiermee wel eens kunnen zijn. Maar niet zodra gaat het om groter zaken, zoals de standaardtaal, of men zet de hakken in het zand.
Joop van der Horst (Leuven)