Vorige week het laatste deel gelezen van de dagboeken van Hans Warren. Alle 22 even mooi. Ik kocht de delen steeds bij verschijnen, en las ze dan meteen. En iedere keer was ik weer verbaasd waarom ik ze zo graag las.
Wij verschillen in bijna alles. Ik heb geen mannelijke partner, gastronomisch eten is niet aan mij besteed, ik kan geen bosuil van een goudvink onderscheiden, ik heb geen belangstelling voor exotische kunst en trouwens ook het geld niet om tien keer per jaar Afrikaanse maskers te kopen of een houten beeldje uit India, en in een museum word ik vooral gauw moe. Ook maak ik niet voortdurend ruzie met mijn levensgezel. Veel van waar Warren over schrijft, gaat mij niet aan.
En toch. Al na een of twee delen stond vast dat ik ook alle volgende zou gaan lezen. Het is, denk ik, vooral zijn stijl die mij voor hem innam. En op den duur word je dan, haast ondanks jezelf, meegetrokken. Stijl en eerlijkheid. Toen hij overleed, overleed een vriend van mij.
Ik heb hem nooit ontmoet. En dat is waarschijnlijk maar goed ook, want deze vriend zou me dan waarschijnlijk geweldig geërgerd hebben. Ik zou daar, uiteraard uit het boek, veel voorbeelden van kunnen geven, maar daar schiet niemand iets mee op. Het is te verwachten dat de ergernis wederzijds geweest zou zijn.
Volstrekt geen ergernis, maar wel verwondering voel ik bij Warrens hardnekkige en principiële gehechtheid aan 'de Louvre'. Daar moest volgens hem beslist het lidwoord 'de' bij; om de een of andere reden vond hij 'het' hoogst verwerpelijk. Ik ben dit vaker tegengekomen. Terwijl bijna iedereen 'het Louvre' zegt, is er een kleine maar taaie minderheid die aan 'de Louvre' vasthoudt. Het is een soort heilig beter weten hoe het hoort, ofschoon de feitelijke argumentatie me niet bekend is. De voorstanders van 'de Louvre' zullen hun redenen wel hebben.
Er zijn meer van die geloofskwesties. Tegenwoordig zie je het nog maar zelden, maar generaties lang waren er mensen die 'litteratuur' schreven met -tt-. Warren overigens niet. Toch was al in het Groene Boekje van De Vries en Te Winkel midden negentiende eeuw de spelling met enkele -t- de regel. En dat is sindsdien nooit veranderd. Ik geef toe dat het WNT enige verwarring zaaide, maar de officiële spelling heeft nooit -tt- gehad. Niettemin bestonden er mensen die over de hele linie behoorlijk veeleisend waren qua spelling, die desondanks in dat ene woord hardnekkig vasthielden aan hun afwijkende schrijfwijze.
Dat fascineert me. Het kan me niet schelen of iemand 'de' of 'het' Louvre zegt, of dat iemand 'literatuur' of 'litteratuur schrijft, vrijheid blijheid, maar die welhaast religieuze gehechtheid aan een afwijkende vorm of zegswijze, en doorgaans ook de bereidheid om die met allerlei argumenten te verdedigen, die boeit mij zeer.
Ik heb de indruk dat het een uitstervend ras is. En dat komende generaties misschien niet eens meer kunnen geloven dat er zulke mensen bestaan hebben. Daarom is het goed dat iets daarvan door mij nu vastgelegd wordt.
Joop van der Horst (Leuven)