Als ik een Engels of een Frans boek lees, dan kom ik af en toe zinnen tegen die me verrassen door hun vreemdheid. Ik bedoel: zinnen die zo gebouwd zijn, dat ik ze zelf nooit zou durven schrijven als ik Engels of Frans schrijf.
Voor een groot deel komt dat natuurlijk door mijn gebrekkige kennis van die talen. Ik lees ze tamelijk vlot, maar ze zijn toch niet mijn moedertaal. Een ongewone zin kan ik niet meteen plaatsen. Het kan een ouderwetse constructie zijn, die nu bijna nooit meer gebruikt wordt. Maar het kan natuurlijk ook gewoon een vergissing van de schrijver zijn, iets wat de moedertaalsprekers even raar vinden als ik. En een derde mogelijkheid: een erg nieuwe constructie, die wel al vaak gezegd wordt, maar die nog weinig geschreven wordt. Als je ernaar op zoek gaat in grammatica’s of woordenboeken, kun je hem meestal niet vinden. Enkel intensief contact met de gesproken taal brengt dan de oplossing.
Zo moet het ook menigeen vergaan met het hedendaagse Nederlands. Wie aangewezen is op woordenboek en grammatica, zal veel ontgaan. Bijvoorbeeld de zin van de titel. Voorzover mij bekend is daarover nergens iets te vinden; maar intussen is het doodnormaal Nederlands. Meestal gesproken, maar ook wel eens geschreven. Enkele voorbeelden: ‘Maar om nu te zeggen dat ik er zo zeker van ben, nee dat kan ik niet zeggen’; ‘Dus om nu te gaan hakken op Elatik en de iftar, nee, dat is niet fair!’; ‘Dus om nu Rijkaard als een verlosser te zien......nou nee, dat is eerder op dezelfde toer als Van Basten’; ‘Ik geef toe, ik mag zoiets niet flikken. Maar om nou te zeggen dat ik er veel spijt van heb. Nou nee’.
Zulke zinnen komen taalhistorisch niet helemaal uit de lucht vallen. Het is natuurlijk begonnen met infinitief-zinnen die subject of object kunnen zijn, zoals ‘Daar een huis te gaan bouwen, is niet verstandig’. Een omkering van ‘Het is niet verstandig daar een huis te gaan bouwen’. Die bestaan al heel lang. Jonger is de toevoeging van ‘om’. Naast ‘Het is niet verstandig om daar een huis te gaan bouwen’, is gangbaar geworden: ‘Om daar een huis te gaan bouwen, is niet verstandig’.
En die zinnen zijn in gesproken taal het vertrekpunt geweest voor: ‘Om daar een huis te bouwen, nou nee’. De meeste beginnen met ‘Dus om’ of ‘Maar om’. Op de een of andere manier zijn het allemaal negatieve oordelen: de spreker noemt iets wat hij afwijst, waar hij geen zin in heeft, of wat hij niet ziet zitten.
Het zal wel door de populariteit van dergelijke zinnen komen, allemaal met zo’n negatieve strekking, dat het noemen van de afwijzing ook wel achterwege kan blijven. De om -zin zelf is dan al genoeg om de afwijzing uit te drukken. Dan zegt men bijvoorbeeld: ‘Ik vind het een onaangename kerel. Maar om daar de hele dag mee te moeten samenwerken!’ Daar hoeft niets meer op te volgen. Het is duidelijk dat onze spreker er geen zin in heeft. Of over een kok die ijverig zijn best gedaan had, dat wel. Maar om nu te zeggen lekker.
Joop van der Horst (Leuven)