Allemansrätten is het gewoonterecht om particulier terrein en water te betreden en van de vrije natuur te genieten. Je mag er wandelen, op een steen zitten en denken, roeien en kajakken, fietsen en langlaufen, en voor een nacht je tentje opzetten. Je mag bloemen, bessen en paddenstoelen plukken, eikels, kastanjes en beukennootjes verzamelen, vissen met een hengeltje en je vrij bewegen. Zolang het maar voor eigen gebruik is en je de natuur niet verstoort en dieren met rust laat. Je mag uiteraard geen vernielingen aanbrengen, geen rommel achterlaten en je moet uit de buurt van huizen blijven.
Zweedse schoolkinderen krijgen dit met de paplepel ingegoten. Op de crèche, kleuterschool en lagere school gaan kinderen minstens eens per week het bos of het veld in, en leren zo spelenderwijs wat wel en niet toegestaan is. Heel veel Zweden, met name diegenen die in de stad wonen, hebben een buitenhuisje ergens op het platte land. Ook daar krijgen kinderen mee wat is wel en niet mag. Je leert je kinderen terwijl je in het bos loopt de namen van bloemen en planten, vertelt over zeldzame bloemen die je niet mag plukken, welke paddenstoelen eetbaar zijn en welke giftig, en waar de beste bosbessen te vinden zijn.
Sinds 1994 staat dit recht, gebroederlijk naast onder andere het recht op vrije meningsuiting en het recht tot vereniging, in de Zweedse grondwet, maar niet precies omschreven. Er staat (mijn vertaling): "Iedereen dient toegang tot de natuur te hebben volgens het allemansrecht". In 2010 is hieraan toegevoegd (mijn vertaling) "onafhankelijk van bovenstaande bepalingen".
Het is meer een cultuurerfenis en een gewoonterecht. De regels zijn voor buitenstaanders niet altijd even duidelijk en eenvoudig te begrijpen. Maar zoals in heel veel gevallen kom je met gezond boerenverstand een heel eind. Bij twijfel: niet doen en wees voorzichtig.
Maar bovenal: geniet en laat het gehaaste stadse leven eventjes achter je!
Monique Zwanenburg Widingsjö (Sollentuna)